Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3981

Datum uitspraak2008-11-10
Datum gepubliceerd2008-11-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 08/28
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bouwvergunning. Belanghebbend op grond van zichtcriterium. Niet gebleken van een rechtsregel in bestemmingplan of bouwverordening die als maatstaf kan gelden voor het bepalen van het peil en van toepassing is bij beoordelen van aanvraag om bouwvergunning. Geen bezwaar tegen (goot-)hoogte van de woning, geen aanleiding voor aanvullen rechtgronden. Beroep ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht zaaknummer: SBR 08/28 uitspraak van de enkelvoudige kamer d.d. 10 november 2008 inzake [eiser 1] en [eiser 2], wonende te [woonplaats], eisers, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder. Inleiding 1.1 Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 23 november 2007, waarbij verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 19 juli 2007 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder aan [vergunninghouder 1] en [vergunninghouder 2] (hierna: vergunninghouders) een vergunning verleend voor het wijzigen, in verband met het aanpassen van de peilhoogte, van een verleende bouwvergunning voor een woning met garage/berging op het perceel [adres] (hierna: het perceel). 1.2 Het beroep is behandeld ter zitting van 8 oktober 2008, waar eisers in persoon zijn verschenen. Tevens is aanwezig [naam], de zoon van eisers. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.C. Baars, werkzaam bij de gemeente Amersfoort en mr. Tj.P. Grünbauer, advocaat te Amersfoort. Tevens zijn verschenen de vergunninghouders en [naam], aannemer. Overwegingen 2.1 Op 11 april 2006 heeft verweerder aan vergunninghouders een reguliere bouwvergunning eerste fase verleend voor het realiseren van een woonhuis met aangebouwde garage/berging op het perceel. Op 25 oktober 2006 heeft verweerder een reguliere bouwvergunning tweede fase verleend. Naar aanleiding van de tegen de eerstgenoemde vergunning gerichte beroepsprocedure (geregistreerd onder nummer SBR 06/3759), heeft verweerder bij besluit van 15 juni 2007 een reguliere bouwvergunning verleend voor een gewijzigd bouwplan, in die zin dat het woonhuis wordt opgeschoven in het bouwblok en dat de kelder wordt verschoven en vergroot. De oude bouwvergunning in twee fasen is ingetrokken evenals genoemde beroepsprocedure. Nadat bij aanvang van de bouw was gebleken dat de bijbehorende tekeningen niet in overeenstemming waren met de feitelijke situatie - het peil van de oude woning bleek 61 cm in plaats van 30 cm hoger te liggen dan het straatpeil - hebben vergunninghouders een wijziging van de bouwvergunning aangevraagd. Bij besluit van 19 juli 2007 heeft verweerder de gewijzigde bouwvergunning verleend. Bij uitspraak van 4 oktober 2007 (geregistreerd onder nummer SBR 07/2219 VV) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen op de grond dat verweerder bij de beoordeling van de (goot)hoogte van het bouwplan een onjuist criterium heeft gehanteerd en dat de vergunde goothoogte naar alle waarschijnlijkheid een overschrijding zal meebrengen van de ingevolge de geldende planvoorschriften toegestane goothoogte. 2.2 Het beroep is gericht tegen de bij het bestreden besluit gehandhaafde bouwvergunning, met dien verstande dat het bouwplan tijdens de bezwaarfase is aangepast in die zin dat het bouwwerk 7 cm lager wordt. 2.3 De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of eisers belanghebbenden zijn als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, nu eisers wonen op korte afstand van en zicht hebben op het perceel waarop het bouwplan is gerealiseerd. De rechtbank is, anders dan verweerder, van oordeel dat eisers wel een (proces)belang hebben bij de beoordeling van het beroep. Eisers willen immers bewerkstelligen dat de verleende bouwvergunning wordt vernietigd. Of de daarvoor naar voren gebrachte argumenten daartoe kunnen leiden, is niet van belang voor de vraag of er sprake is van (proces)belang. De rechtbank kan verweerder dan ook niet volgen in zijn standpunt dat het beroep van eisers om die reden gegrond dient te worden verklaard en het bezwaar van eisers alsnog niet-ontvankelijk moet worden verklaard. 2.4 Eisers hebben in beroep aangevoerd dat verweerder het peil te hoog heeft vastgesteld. Eisers hebben daartoe tal van argumenten naar voren gebracht. Eisers hebben ter zitting toegelicht dat zij er bezwaar tegen hebben dat de woning vanaf een te hoog peil wordt gebouwd. Eisers vrezen overlast door dit hoge peil. De rechtbank heeft eisers ter zitting uitdrukkelijk gevraagd of zij bezwaar hebben tegen de (goot-)hoogte van de woning. Eisers hebben deze vraag ontkennend beantwoord. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de stelling van eisers dat het peil te hoog is vastgesteld, op te vatten als de stelling dat de op grond van het bestemmingsplan toegestane (goot-)hoogte wordt overschreden. De rechtbank acht daarbij ook van belang dat een eventuele overschrijding van de (goot)hoogte kan worden weggenomen door een aanpassing van de maatvoering van het bouwplan zonder dat het peil wijzigt. De rechtbank is niet gebleken van een rechtsregel in het bestemmingsplan of de bouwverordening die kan gelden als maatstaf voor het bepalen van het peil én bovendien van toepassing is bij het beoordelen van een aanvraag om een bouwvergunning. Hetgeen eisers in beroep naar voren hebben gebracht kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder te veroordelen tot vergoeding van proceskosten. Beslissing De rechtbank Utrecht, verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2008. De griffier: De rechter: mr. G.M.T.M. Sips mr. R.P. den Otter Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.